Onder convectie verstaan we de stroming van gas (bijvoorbeeld lucht) of vloeistof (bijvoorbeeld water). Je weet zelf wel dat lucht zelden stil staat. Het is immers bijna nooit echt windstil. Wind is lucht die zich verplaatst. Water lijkt veel rustiger, maar ook in plassen water vindt stroming plaats.
Hoe ontstaat het?
Hoe komen wind en water zomaar in beweging? Vaak komt het door temperatuurverschillen. Op een warme dag wordt lucht vlak boven de grond sterk verwarmd. Warme lucht is lichter dan koude lucht. Daarom zal die lucht op gaan stijgen. Omdat er nu lucht naar boven is verdwenen, kan er koude lucht van de zijkant naar de plek stromen waar de warme lucht is opgestegen.
Fig. 1: De Aarde wordt verwarmd door de Zon. Hierdoor stijgt de lucht op.
Onderweg naar boven koelt de lucht af. Hierdoor zal de lucht uiteindelijk weer naar beneden bewegen. Op deze plek komt er echter nog een stroom warme lucht van onder. Om naar beneden te kunnen moet de lucht eerst opzij bewegen.
Fig. 2: Op grote hoogte koelt de lucht af en zakt weer naar beneden.
De lucht komt weer beneden aan en kan nu weer naar de plek stromen waar de lucht verwarmd wordt. Zo gaat de lucht steeds maar rond. Zo'n gebied waar de lucht rondjes draait wordt een convectiecel genoemd. In figuur 1, 2 en 3 zie je dus eigenlijk twee convectiecellen.
Fig. 3: Beneden gekomen stroomt de lucht weer naar de plek waar de warme lucht is opgestegen.
Waar komt het voor?
Convectie komt op Aarde heel veel voor. Niet alleen in de lucht, maar ook in water. Bekijk deze proefjes maar eens (stijgende lucht, spiraalproef en convectie in water). Ook onder de aardkorst vindt convectie plaats: grote convectiecellen van magma zorgen ervoor dat de aardkorst in beweging komt.
Convectie in de mantel onder de aardkorst
Dit filmpje laat zien hoe convectie de korst in beweging kan krijgen.