Btn mobile menu gray

Uren, dagen, maanden, jaren…

Er is iets geks aan de hand met onze tijd. Tenminste, met de manier waarop we het verdelen en meten. Want waarom heeft een minuut zestig seconden, een uur zestig minuten, een dag 24 uur en een jaar 12 maanden? Waar komen die getallen vandaan? Dat gaan we eens uitzoeken.

Het ligt aan de Babyloniërs. Dat was een beschaving die ongeveer 3500 jaar geleden bestond in het gebied dat nu onderdeel is van Irak en zich uitstrekte van Bagdad tot aan de Perzische Golf. Deze mensen gebruikten een zestallig stelsel. Wij kennen tegenwoordig het tientallig stelsel (we tellen van 0 t/m 9) en je denkt misschien dat dat het meest logisch is om te gebruiken. Maar dat is niet zo, het is maar net wat je gewend bent.

Met dit zestalligstelsel verdeelden de Babyloniërs hun dagen in 60 uur van ieder 60 minuten die weer  60 seconden duurden.

Een dag van 24 uur

En dan waren er ook nog de oude Egyptenaren, die een dag van 24 uur kenden. Maar die uren waren niet allemaal even lang Zij begonnen de dag van 12 uur bij zonsopkomst en de nacht van 12 uur bij zonsondergang. Op de kortere dagen in de winter waren de uren overdag dus korter dan in de zomer. Voor de nachturen was het precies omgekeerd. Doordat Egypte dichter bij de evenaar ligt is het verschil in de lengte van de dagen (en dus de uren) niet zo groot als bij ons.

Via de latere beschavingen van de Grieken en de Romeinen kwamen deze twee verschillende invloeden bij ons in Europa terecht. En daarom kennen wij een dag van 24 uur en uren van 60 minuten.

Om te bepalen hoe laat het was, gebruikte men vroeger een zonnewijzer. Die bestaan nog steeds, je ziet ze wel eens op oude gebouwen en in tuinen bij oude landhuizen staan, niet meer om te tijd te meten, maar meer als versiering. Zonnewijzers bestaan in veel verschillende vormen, maar allemaal gebruiken ze de schaduw van de zon om de tijd te meten. In figuur 1 zie je twee soorten zonnewijzers. Met deze manier van uren meten krijg je vrijwel automatisch de wisselende lengte van de uren. Afhankelijk van het jaargetijde zet je bij zonsopkomst en zonsondergang een streepje en het stuk tussen die twee verdeel je in 12 stukken.

  

Figuur 1: Een horizontale en een verticale zonnewijzer. Bron: Wikimedia

Ieder uur even lang

Met de komst van de mechanische klok verdween het verschil in uurlengte, want deze klok houdt geen rekening met de stand van de zon. Daarom werden alle uren even lang. De eerste mechanische klok werd ongeveer in de 10e eeuw gemaakt. Een klok heeft best een ingewikkeld mechanisme met veel tandwielen van verschillende grootte. Dat was zo ingewikkeld dat dit eeuwenlang het ingewikkeldste systeem was dat mensen konden maken.

Tijd nergens gelijk

Nu weet je dus hoeveel uren er in een dag zitten en dat ze tegenwoordig even lang zijn. Maar je weet nog niet hoe laat het ergens is. Dat gaan we nu eens bekijken. Hoe laat het is, hangt af van waar je je op aarde bevindt. De aarde draait om haar as en steeds wordt een helft van de aardbol belicht, daar is het dag. Om vast te leggen hoe laat het dan is, gebruikte men vroeger dus de stand dan de zon. Stond de zon precies in het zuiden, dan was het 12 uur ’s middags. Dat is heel nauwkeurig en je kunt het aflezen op de zonnewijzer. Maar een nadeel is wel, dat het dan nergens op aarde even laat is. Omdat de aarde naar het oosten draait, is het ten westen van je vroeger, want daar moet de zon nog precies in het zuiden komen. Omgekeerd is het in het oosten later. Dus iedere stad en ieder dorp heeft een eigen tijd. Hoewel de verschillen niet zo groot zijn, is dat niet handig. Voor Nederland betekent dit dat het ruim 1000 kilometer naar het oosten een uur later is. Vroeger vielen die verschillen niet zo op, omdat mensen toen niet veel en niet ver reisden en de reistijden lang waren. Maar tegenwoordig is dat wel anders!

Gelukkig zijn er sinds ongeveer 200 jaar tijdzones om dit probleem op te lossen.

Tijdzones

De aarde draait in een dag van 24 uur om haar as. Er zijn daarom op aarde 24 zogenaamde tijdzones afgesproken, waarin geldt dat het overal even laat is. Deze zones volgen de meridianen, dat zijn denkbeeldige ‘rechte’ lijnen over het aardoppervlak van de noord- naar de zuidpool. Je ziet ze in figuur 2.

 

Figuur 2: De meridianen van de aarde. Bron: Wikimedia

De tijd van iedere zone rekenen we uit ten opzichte van een gekozen nulpunt. Dat punt is de nulmeridiaan die door Greenwich (in het centrum van Londen) gaat. De tijd die daar geldt heet UTC. Hoewel iedereen UTC gebruikt is het niet helemaal duidelijk waar het vandaan komt, het is namelijk geen exacte afkorting. Het is een compromis tussen het Franse "TUC" (Temps universel coordonné) en het Engelse "CUT" (Coordinated Universal Time). Soms wordt het Universal Time Coordinated genoemd.

In figuur 3 zie je de tijdzones ten opzichte van het nulpunt in Greenwich.

Figuur 3: Tijdzones over de wereld. Bron: Wikimedia

Als je vanuit Nederland naar het oosten zou gaan, kom je in principe dus iedere 1000 kilometer in een andere tijdzone terecht. Maar zo zit het niet helemaal. Zoals je in figuur 3 kunt zien, ligt Nederland tegen de rand van de tijdzone van Greenwich (Londen). Maar in Europa geldt de regel dat alle landen dezelfde tijd hanteren, dus heeft Nederland de Middel-Europese Tijd (MET), die eigenlijk voor Duitsland en Polen geldt. Deze tijd is UTC + 1.

Voor relatief kleine landen is het mogelijk om overal dezelfde tijd te hebben. Maar voor een groot land als Canada kan dat niet. Dat heeft van oost naar west zes verschillende tijden.

Bijzondere tijdzones

Er zijn een aantal interessante feiten bekend over tijdzones. Frankrijk heeft de meeste verschillende tijdzones, namelijk 12, doordat het veel gebieden heeft verspreid over de hele wereld. Rusland heeft de meeste tijdzones naast elkaar, precies 11 (van UTC+2 tot en met UTC+12). China is het grootste land met één tijdzone: sinds 1949 hanteert het hele land UTC+8, de tijd van de hoofdstad Beijing in het oosten. En dat terwijl het land er eigenlijk vijf zou moeten hebben.