Alles om ons heen bestaat uit deeltjes die zo klein zijn, dat ze zelfs met een microscoop niet te zien zijn. Deze deeltjes noemen we atomen.
Hoe klein?
Atomen zijn ongelooflijk klein: ze hebben een grootte tussen de 62 en de 520 picometer. Een picometer komt overeen met 0,00 000 000 001 meter. Er zijn 118 verschillende soorten atomen, waarvan er 92 van nature op Aarde voorkomen. Die verschillende soorten noem je elementen. Goud is bijvoorbeeld een element, maar ook ijzer, waterstof, helium, koolstof, zuurstof etc. Veel stoffen bestaan uit combinaties van elementen. Water bestaat bijvoorbeeld uit twee waterstofatomen en een zuurstofatoom.
Stel dat je een ijzeratoom nog verder uit elkaar zou proberen te plukken. Dit kan, want atomen zijn niet zomaar kleine bolletjes. Ze bestaan weer uit nog kleinere deeltjes. Maar zodra je dit lukt is het ijzeratoom geen ijzeratoom meer. Of een atoom een ijzeratoom is hangt namelijk af van de deeltjes waaruit het atoom zelf bestaat. Een atoom is dus het kleinste stukje van een element (zoals ijzer) dat je maar kan hebben.
Aan de binnenkant...
De verschillende onderdelen van een atoom: de elektronen, de kern (nucleus), de protonen en neutronen.
Als we verder inzoomen op het atoom, dan zien we dat hij bestaat uit een hele kleine kern met een wolk van deeltjes om zich heen. In de kern zitten twee soorten deeltjes: protonen en neutronen. Protonen hebben een positieve elektrische lading. Neutronen hebben geen lading. De deeltjes die om de kern heen zweven worden elektronen genoemd. Zij hebben een negatieve lading. Er zijn altijd net zoveel elektronen als protonen in een atoom. Daarom is de totale lading van een atoom toch 0.