Sommige stukken weg zijn aangelegd als racecircuit, zoals bij Francorchamps in België en de stadssnelweg van Berlijn. Maar de meeste wegen zijn niet aangelegd voor de hoogste snelheid. De vorm van de bochten is er voor de hoogste veiligheid.
Meestal is een deel van de bocht een cirkelboog. Daarvoor en daarna is er een overgangsboog opgenomen. Probeer het maar eens bij constante snelheid. Je hoeft dan je stuur niet abrupt te draaien, maar kunt het steeds een stukje verder draaien totdat je echt in de bocht bent. Daarna kun je het stuur in dezelfde positie houden tot je weer bij de overgangsboog komt om de bocht uit te sturen.
Zo'n overgangsboog heeft in Nederland meestal de vorm die in de wiskunde een clothoïde of Eulerspiraal wordt genoemd. Het is een boog waarvan de kromming steeds sterker wordt. Daarmee steek je geleidelijk de bocht in of uit. Wie snelheid mindert door de voet van het gaspedaal te halen, ervaart een constante kracht in zo'n bocht. Veel opritten, toevoerwegen naar bruggen en andere gekromde wegdelen hebben die wiskundige vorm gekregen. Dat levert maximaal comfort en minimaal slipgevaar. Behalve natuurlijk als je de voet op het gaspedaal houdt.
Wegpsychologen hebben uitgebreid onderzocht hoe automobilisten zich gedragen in een bocht. Uit oogmetingen blijkt dat automobilisten steeds naar het uiteinde van de bocht kijken. Ze sturen dan automatisch in die richting, dat lijkt namelijk de kortste weg in de richting waar je heen wilt. Daarbij ga je wel over de lijnen.
Sommige automobilisten gaan expres over de lijnen heen, ook als ze op de goede plek liggen. De bocht lijkt dan meer op de ideale lijn van racewagens op een racecircuit: beginnen aan de buitenkant en dan via de binnenkant van de bocht zo ruim mogelijk sturen. Maar waarschijnlijk heeft het niets met racen te maken.