Wat is osmose? Hoe werkt het?
Het proces
Neem twee vloeistoffen met verschillende concentraties opgeloste stoffen. Voorbeeld: een deciliter water met 5 g zout erin opgelost (oplossing 1) en een deciliter water met 10 g zout (oplossing 2). Deze twee oplossingen gieten we in een bak met een scheidingswand in het midden. Links gieten we oplossing 1, rechts oplossing 2.
De scheidingswand is een halfdoorlatende wand. Dat betekent dat water er gewoon doorheen kan, maar het zout niet. Doordat de wand halfdoorlatend is gaat er iets bijzonders gebeuren:, het water stroomt naar de kant met de hoogste concentratie zout. Er stroomt dus water van oplossing 1 naar oplossing 2.
Hierdoor wordt de concentratie van het zout aan beide kanten even groot. Dit proces noemen we osmose.
Osmose komt veel voor in de levende natuur. De meeste cellen in ons lichaam, maar ook in die van andere dieren en planten hebben namelijk een halfdoorlatend membraan. Water kan vrij in en uit stromen, maar zout, suiker en andere opgeloste stoffen niet.
Planten
Planten hebben in hun cellen een grote zak (de vacuole) met vloeistof, waarin veel stoffen opgelost zijn. Door osmose komt er water van buiten de cel die zak in, waardoor deze uitzet en tegen de celwand van de cel aankomt. Op deze manier wordt de cel stevig. Dit verklaart ook waarom planten slap gaan hangen als je ze een tijd geen water geeft.
Vissen
De huid van vissen is ook redelijk halfdoorlatend. Vissen die in zout water leven, zouden dus door osmose uitdrogen, omdat de concentratie opgeloste deeltjes in hun lichaam lager is dan die van het water waarin ze zwemmen. Daar hebben ze wat op gevonden. Ze drinken om het waterverlies door osmose te compenseren. Het zout dat ze daarbij binnenkrijgen scheiden ze uit door hun kieuwen of via hun darmen.