Bij deze proef heb je de hulp van iemand anders nodig.
- Knip een strook papier van ongeveer 3 cm bij 10 cm. Zet een duidelijke stip aan het eind van de strook en maak midden in de stip een gaatje met schaar of passerpunt (1).
- Zet een kruisteken op een groter vel papier (2).
- Leg de strook met stip op ongeveer 6 cm van het kruisteken (3).
- Houd je hand voor je linkeroog.
- Houd het rechteroog op ongeveer 20 cm recht boven het kruisteken en beweeg je hoofd een beetje heen en weer totdat je de stip ziet verdwijnen. Het is belangrijk dat je vanaf nu je hoofd niet meer beweegt.
- Vraag iemand anders met een potlood het midden van de stip aan te geven op het grote vel papier (vandaar het gaatje).
- Laat vervolgens de strook papier verschuiven en herhaal de vorige stap zolang je de stip niet ziet. Hoe vaker je deze stap zet hoe nauwkeuriger het resultaat.
- Het eindresultaat is een verzameling puntjes op het grote vel die bij elkaar de vorm aangeven van jouw blinde vlek.
- De werkelijke afmeting van de blinde vlek is kleiner. Kun je berekenen hoeveel kleiner, als je weet dat het oog een aslengte heeft van ongeveer 2 cm.
De verklaring en berekening kun je hier vinden
Waarom verdwijnt de stip?
Op de plaats van de blinde vlek kunnen geen gezichtscellen zitten. Daardoor ontbreekt daar altijd een gedeelte in het beeld dat naar de hersenen wordt geseind. Normaal merk je daar niets van omdat je hersenen het ontbrekende deel aanvullen met de informatie die ze krijgen van de cellen rond de blinde vlek. Als die informatie ontbreekt, zoals hier, lukt dat niet meer.
Hoe groot is de blinde vlek werkelijk?
Om de werkelijke afmeting van de blinde vlek te schatten gebruik je het volgende plaatje. Daarin zie je dat de twee grijze driehoeken zich in grootte verhouden als 20:2 = 10:1. Dus de grootte van jouw blinde vlek is 10x kleiner dat de vlek op papier.