Stationsklokken krijgen elke minuut een signaal van een moederklok waardoor de minutenwijzer een minuut vooruit springt. De secondewijzer heeft een eigen motortje en staat los van de minuten- en urenwijzers. Voor de zekerheid wordt de secondewijzer zo afgesteld dat hij een klein beetje sneller loopt dan zou moeten. Na ongeveer 58 seconden is de wijzer weer bovenaan. Daar wordt hij tegengehouden tot het volgende minuutsignaal.
Bij het begin van de zomertijd worden extra minuutpulsen toegevoegd en bij het begin van de wintertijd wordt het signaal een uur lang gestopt.
De moederklok volgt het langegolf-radiosignaal van de DCF77-radiozender in het Duitse Mainflingen. Dat radiosignaal is gesynchroniseerd met de atoomklokken van de Physikalisch-Technische Bundesanstalt in Braunschweig.
Stilstaande secondewijzers worden in Nederland wel zeldzamer. In 2015 is ProRail begonnen met de installatie van nieuwe Zwitserse uurwerken die onderling zijn verbonden met een glasvezelkabel. Je moet er dus snel bij zijn om nog een ouderwetse stationsklok te zien.