Hallo,
In mijn boek (basischemie voor het mlo) staat het volgende:
Waterstofbinding (H-brug): binding tussen twee moleculen waarbij een H-atoom, van het ene molecuul een binding heeft met een vrij elektronenpaar van het andere molecuul.
waterstofbruggen kunnen tussen twee moleculen ontstaan als:
a) het ene molecuul een waterstofatoom bevat dat gebonden is aan een stikstof-,zuurstof- of fluoratoom.
b) het andere molecuul een stikstof-,zuurstof- of fluoratoom bevat.
Moet de EN-waardeverschil van de atomen van ''b'' ook tussen de 0,4-1,7 (volgens wiki) zijn om polair te zijn, om een H-binding te vormen? Dus kan er bijvoorbeeld ook een waterstofbrug gevormd worden tussen het H-atoom van een H2O en het N-atoom van een N2-molecuul? Want ik wist het zo dat waterstofbruggen alleen tussen twee polaire moleculen gevormd kunnen worden, omdat ze beide aan één kant een beetje +lading hebben en aan de andere kant een beetje -lading hebben. Plus en min trekken elkaar aan. En die aantrekkingskracht is de waterstofbrug. Maar bij N2 is er geen sprake van polair molecuul.
Hoe moet ik het bovenstaande begrijpen? Ik ben in de war. Kunnen jullie mij verder helpen?
Alvast bedankt.
Deze website maakt gebruik van functionele en analytische cookies, die noodzakelijk zijn om deze site zo goed mogelijk te laten functioneren. Hieronder kan je aangeven welke andere soorten cookies je wilt accepteren.