Stoffen kunnen zich in verschillende fasen bevinden, namelijk vast, vloeibaar en gasvormig. Denk maar aan water: de vaste fase is ijs, de vloeibare fase is water en de gasvormige fase is waterdamp.
Smelten en stollen
De faseovergangen hebben ook allemaal een naam. Wanneer een vaste stof overgaat naar de vloeibare vorm, heet dat smelten. Andersom, wanneer een vloeibare stof overgaat naar de vaste fase, noemen we dat stollen. Een goed voorbeeld van deze twee faseovergangen vind je in een kaars. Als je een kaars aansteekt, wordt het kaarsvet heet en smelt het. Als dit kaarsvet over de rand van de kaars druipt, wordt het heel snel weer vast. Dan stolt het.
Een vervelend voorbeeld van smelten; wanneer het zo heet is dat je ijsje in je hand smelt.
Foto: © Samotrebizan | Dreamstime.com.
Verdampen en condenseren
Wanneer een gasvormige stof vloeibaar wordt, noemen we dat condenseren. Andersom hebben we te maken met verdampen, als een stof die zich in de vloeibare fase bevindt, gasvormig wordt. In de badkamer kun je beide faseovergangen tegenkomen. Het hete water uit de douche of het bad verdampt, komt in de lucht en condenseert als het in aanraking komt met de koude spiegel.
Sublimeren en rijpen
Soms wordt de vloeibare fase overgeslagen en wordt een vaste stof meteen gasvormig of omgekeerd. Dit noemen we sublimeren en rijpen.
Het filmpje hieronder wordt uitgelegd wat sublimeren is.
Bekijk hier ook een filmpje van Ron van der Sluis over fasen en faseovergangen: